
Na de Eerste Wereldoorlog werd Duitsland verplicht tot het doen van herstelbetalingen aan de landen die zwaar hadden geleden in de oorlog, met name Frankrijk, België en Engeland. Duitsland had zelf ook zwaar geleden door de oorlog. De industrie die in puin lag, moest nu ook leveren aan de overwinnaars. Dit leidde tot grote armoede in Duitsland, en tot inflatie. De waarde van de Rijksmark ging omlaag. In het begin ging dat nog langzaam. Tussen 1918 en 1920 verloor de Mark betrekkelijk weinig aan waarde. In 1921 en 1922 versnelde dat proces. En in 1923 werd de Mark per dag spectaculair minder waard. Op 30 november 1923 was de Mark, die op 1 januari 2018 nog 1 Mark waard was, in waarde gedaald tot 1 miljard Mark. Dat leidde ook per dag tot hogere posttarieven. Op het afgebeelde poststuk van 6 november 1923 van Hamburg naar Amsterdam is voor 10 miljard Mark aan postzegels geplakt (10 postzegels van 1 miljard). Volgens de tabel hieronder zou op 5 november nog 4 miljard Mark aan porto verschuldigd zijn. Een dag later was dat al 10 miljard Mark. Drie weken later zou de verzending van een brief naar Amsterdam al 300 miljard Rijksmark kosten.


