
Tussen 1880 en 1902 werden in Zuid-Afrika twee oorlogen uitgevochten tussen de Boeren en het Britse Rijk. De Boeren, ook wel Afrikaners genoemd, waren voornamelijk nakomelingen van Nederlandse kolonisten. Als pioniers -de Voortrekkers- trokken ze het binnenland in en stichtten en daar onder meer de Zuid-Afrikaanse Republiek (Transvaal) en de Oranje Vrijstaat.
De Eerste Boerenoorlog (1880-1881) brak uit nadat Groot-Brittannië Transvaal had geannexeerd. De Boeren wisten toen hun onafhankelijkheid te behouden. De Tweede Boerenoorlog (1899-1902) was het gevolg van jarenlange spanningen en eindigde in een Britse overwinning waarmee de zelfstandigheid van de Boerenrepublieken definitief ten einde kwam.
In Europa genoten de Boeren grote sympathie. Vanuit Nederland trokken zo’n tweeduizend vrijwilligers naar Zuid-Afrika om aan hun zijde te strijden. Na de nederlaag werden velen krijgsgevangen gemaakt en naar Britse koloniën afgevoerd, zoals India, Ceylon en Bermuda.
Een bijzondere getuigenis van die tijd is de hier getoonde brief, gericht aan ‘den heer T. Albers, veehouder te Duivendrecht’. De brief werd op 19 maart 1902 afgestempeld in Hamilton, de hoofdstad van Bermuda, en door de censuur geopend. Op 1 april 1902 kreeg hij in Amsterdam een aankomst-stempel, waarna de besteller in Diemerbrug een dag later nog een stempel zette. Waar veehouder Albers precies woonde, is onbekend. Wél weten we dat zijn dochter Huibertje in 1890 overleed op 20-jarige leeftijd en dat zijn vrouw Catharina Verbeek in 1899 stierf. Hun zoon Albert Teunis, geboren in 1874, werd in 1893 vrijgesteld van militaire dienst wegens lichamelijke gebreken. De vraag blijft: zou hij ondanks die gebreken toch als vrijwilliger naar Zuid-Afrika zijn gegaan – en was hij misschien de schrijver van deze brief?
Met dank aan John Dehé en www.wiewaswie.nl

